De Magische Fluit 

Written by:

Moderne Sprookjes – For English click here

Magie heeft altijd iets magisch gehad. Maar, beste lezer of lezeres, u bent abuis als u denkt dat de vergrotende trap ervan ‘magiër’ is. Deze fout heeft minstens één iemand moeten bekopen met de dood. De details doen er niet toe, maar wees alert als een brugwachter u graag overrompelt met lastige vragen alvorens u van de brug gebruik mag maken.  

Voldoende verhalen doen de ronde over magische plekken, creaturen, mensen en voorwerpen. Het enige dat in deze moderne wereld op een bijzonder erbarmelijke wijze de kunst van ware magie probeert na te bootsen is een klein aantal ongelooflijk goede goochelaars. Deze bezitten geen enkele vorm van magische krachten. Zij zijn wel in staat om het geld uit uw zak in dat van hen te laten verdwijnen. In dat opzicht zijn ze net als overheden en televangelisten. 

Een korte lijst van werkelijk magische voorwerpen bestaat nog steeds en kan gevonden worden bij een onopvallend kraampje in Camden te Londen. De Aziatische man trakteert het winkelende publiek met allerhande vermakelijke, alledaagse goocheltrucs. Niemand weet dat die lijst daar gewoon op zijn tafel vol met koopwaar in het zicht ligt. Niemand merkt het op. De kracht van de goochelaar zit in de afleiding en daar is deze man een grootmeester in.  

Het handjevol goed verstopte magische voorwerpen dat nog steeds ergens op de wereld te vinden is, staat vermeld op dit kleine stukje vergeeld papier. Eén van deze items is de Magische Fluit. Het toeval wil dat deze ook gewoon tentoongesteld wordt in datzelfde kraampje. Eveneens valt het niemand op. Dat heeft niks te maken met afleiding, het is ziet er gewoon uit als een aftands goedkoop ding. Hier volgt een stukje uit de geschiedenis van de Magische Fluit.  

Het was het jaar 1843 na Christus en de Industriële Revolutie had het leven op de wereld op dramatische wijze veranderd. De mensen in een pittoresk dorpje in het midden van Engeland – een land dat bekend staat om haar magie – had met man en macht hun best gedaan om alles dat ook maar naar industrialisatie riekte buiten de deur te houden. Ze hielden vast aan hun tradities en cultuur zo goed en kwaad als dat dat ging. Twee van deze dorpelingen waren Braedon en Agnes. Een verliefd stel in de bloei van hun leven.  

Lopend door het bos op zoek naar een plek om ongestoord en ongezien te kunnen vozen, besloten ze neer te strijken onder een oude, dikke eikenboom. Wat ze niet wisten, was dat een magisch voorwerp al eeuwenlang begraven lag op deze plek. Het was, uiteraard, met goede redenen begraven. Van die redenen waren ze eveneens niet op de hoogte.  

Toen ze zaten voelde Braedon vreemde trillingen in zijn achterwerk Hij negeerde het zolang hij kon, maar ze werden steeds heviger en heviger. “Wat is er aan de hand?” vroeg Agnes hem ongemakkelijk. “Vind je mijn kusjes niet fijn?” Braedon bloosde van schaamte en zei dat het niet de kusjes waren die hem dwarszaten. Hij stond op van zijn plek en legde zijn hand op de grond. Hij nam haar hand in de zijne en liet haar voelen wat hij voelde. “Voel je dat, schat?” Dat deed ze zeker en ze was net zo verbijsterd als dat hij was. “Dat mot toch wel iets in de grond zijn, niettan?” Motten we niet effe graven en kijken wat of dat het dan is, schat?” stelde Braedon voor.  

Hun kleine en reeds vieze handen van het werken op het land die ochtend, werden in de aarde geprikt. Een klein houten doosje ter grootte van een tondeldoosje lag precies onder de boom begraven. Ze tilden het uit het gat en inspecteerden elke millimeter minutieus. Er stonden rare tekens op de zijkant waar ze geen wijs uit konden. Het leek een soort oude Keltische taal te zijn. “Laten we dit naar de dorpsoudste brengen en kijken wat zij erover te zeggen heeft”, zei Agnes wijselijk.  

Aethel trok haar wenkbrauwen hoog op toen ze het tondeldoosje zag. Ze had absoluut geen moeite om de inscriptie te lezen en sprak zachtjes de woorden uit: “Absoluut Niet Bespelen!” Met haar lange, onverzorgde nagels opende ze het deksel. In de doos, welke bekleed was met de zachtste stof die een mens ooit had gezien, lag precies in het midden de fluit waarop je niet mocht blazen. Het zware, metalen object was gedeukt en zag eruit als een afgedankt stuk schroot.  

“Nou, dat is een waardeloos stuk rotzooi, niettan?” zei Braedon.  

Hij kreeg een klap in het gezicht van de dorpsoudste die hem zei:  

“Niet zo respectloos, jongeman.”  

Agnes vroeg of het wellicht een magisch voorwerp was. De dorpsoudste knikte.  

“Waar komt het vandaan dan, meid?” vroeg Braeden zich af.  

“Dat, jongeman, kan ik je niet vertellen, maar de oude man in de bergen zal je zeker weten meer kunnen zeggen hierover. Hij is wijs en één van de weinige levende mensen op deze aardkloot die nog iets weet van de ware magie die men ooit beoefende in dit land. Ga heen, jongelingen, en toon hem wat jullie gevonden hebben”, was het antwoord van Aethel.  

Braedon en Agnes, die maar wat graag antwoorden wilden hebben, pakten hun tassen, zeiden vaarwel tegen hun ouders en gingen op pad om deze man in de bergen te zoeken. Het waren eigenlijk meer heuvels, maar stijl genoeg om de spieren te pijnigen. Ze reisden naar het noorden, want dat is waar de dorpsoudste hen heen had gestuurd. Zeven dagen en zes nachten trokken ze door berg en dal. Uiteindelijk bereikten ze een grot in de heuvels. Hier waren ze naar op zoek. Naast de grot hing een verweerd, oud, houten bordje met de vervaagde tekst ‘Een ons wijsheid verslaat een pond domheid’.  

“Dit moet wel de plek zijn waar hij woont,” zei Agnes, “want deze woorden klinken wijs en intelligent. Vind je ook niet?” Braedon, die door de jaren heen wel iets slimmer was geworden, wist dat hij niet tegen een vrouw moest ingaan. Daarom besloot hij wijselijk om het met haar eens te zijn en liet haar het woord voeren. Dat zou ze hoe dan ook wel hebben gedaan. Met een ruwe stem riep ze de grot in: “Wijze man, we hebben een lange reis achter de rug op zoek naar uw hulp. Wilt u alstublieft naar buiten komen?” 

Op het moment dat hij de vrouwenstem hoorde, kwam hij bevend naar buiten en vroeg haar vriendelijk om niet zo hard te praten, opdat de beer niet gewekt zou worden. Hij was nog bezig aan zijn winterslaap en zou hoogstwaarschijnlijk een ontzettend ochtendhumeur hebben als hij hierin gestoord zou worden. Ze bedekte snel haar mond en mompelde een haast onverstaanbaar excuus. Braeden bekeek de man eens goed. Hij had alleen een lendendoekje om en zijn wilde baard bedekte het grootste gedeelte van zijn gerimpelde, oude lijf. Hij leek een beetje op een pitloze krent met een pruik. Dus zo ziet wijsheid eruit, dacht hij, nou, dan ben ik denk ik liever gewoon achterlijk.  

“Zijn jullie gekomen om te vragen naar de luchtsnelheid van een onbeladen zwaluw?” 

“Nee, beste man, daarom zijn we niet gekomen. We hebben deze tondeldoos meegenomen. Hierin bevindt zich een magische fluit. We vroegen ons af of u ons meer kon vertellen erover”, zei Agnes, ditmaal niet al te luid.  

Braedon toonde hem de houten doos en het werd gelijk uit zijn handen gegrist met de luchtsnelheid van een onbeladen zwaluw.  

“Dit is geweldig. Zeg mij, waar hebben jullie dit gevonden?” 

“Het lag begraven onder een grote, oude eikenboom nabij ons dorp. Zegt het u iets?” 

“Ik heb vele verhalen gehoord over deze geweldige fluit, maar deed ze altijd af als mythes. Mieters!”  

Hij opende de doos en staarde naar de inhoud met ogen zo groot als schotels. Zijn gretige handen konden niet wachten het eruit te pakken. Hij hield het voor zijn grijze ogen omhoog en keek er met geknepen oogleden naar. 

“Ik zie dat het veelvuldig gebruikt is. Kijk naar al die deuken. Zie je de afdruk van de tanden hier? De corrosie daar? Je kan echt de magie door je heen voelen stromen als je er alleen naar kijkt. Het vasthebben doet mijn handen trillen. Zeg mij, hebben jullie het gebruikt?” 

“Om de dooie donder niet. Heeft u de inscriptie gezien aan de buitenkant van de doos?” 

“Ja, er staat ‘Absoluut Niet Bespelen!’. Nonsens!”  

Hij haalde diep adem en blies zo hard als dat hij kon op de fluit. Het maakte geen geluid. Plots, vanuit het niets, verscheen er een klein duveltje als uit een doosje. Hij was rood en keek verschrikkelijk geïrriteerd. Het duveltje zweefde voor de oude, wijze man die de fluit nog in zijn gerimpelde handen had en vroeg wat bot:  

“Ey, ben jij die lamlul die op deze fluit heeft geblazen?”  

De wijze man antwoorde bevestigend. Het duiveltje gaf hem drie ferme tikken in het gelaat en zei:  

“Kun je niet lezen! Absoluut Niet Bespelen!”  

En zo verdween hij weer in een wolkje rode rook.  

“Wat wil dit zeggen, oh wijze man?” 

“Zo zie je maar weer dat de mensheid altijd al alle waarschuwingen heeft genegeerd en dat waarschijnlijk altijd zal blijven doen.”  

Hij wierp de fluit terug in de doos, liep terug zijn grot in en is nooit meer gezien.  

An Deireadh 

Leave a comment

Latest Articles