Moderne Sprookjes – For English click here.
Als je de hoofdweg zou nemen vanuit Aldaar – dat vlak naast Alhier ligt – en je zou ongeveer twee kilometer naar het zuiden reizen, dan zou het welhaast mogelijk zijn dat je de zandweg aan je linkerzijde ontwaart. Dit nagenoeg onbetreden pad – als je het zou betreden – leidt je naar het kleine dorpje genaamd Beestenbende. Ergens halverwege dat pad tref je dan ‘De Kat en De Muis’ kroeg aan welke vernoemd is naar de voormalige eigenaren. Jammer genoeg waren zij ooit verwikkeld in een enorm dispuut omtrent het eten. Muis had namelijk net de laatste boterham genuttigd. Kat at Muis op. Kat stikte erin. Beide gingen dood.
Een sprinkhaan en kikker kochten het ietwat vervallen pand dat, op het moment van de onderstaande gebeurtenissen, niet de gewenste naam had en waarover zij het maar niet eens konden worden. Het is onnodig om mede te delen dat dit geen goede afloop kon hebben voor de beide dieren. Echter, dit is niet hun verhaal. Het is het verhaal van de Paarse Das die het zandpad had genomen en maar wat graag nieuwe vrienden wilde maken in een onbekend café nabij een onbekend dorp.
Fred Wurm nam, samen met zijn vriendin Mirna Spin, nog een laatste afzakkertje onder het mom van ‘één voor onderweg’. Aan de tafel achter deze twee dikke maten zaten lokale stamgasten te genieten van hun drankjes. Ze speelden ter vermaak en genot een stevig potje poker. Het weer buiten was onguur en geen van allen voelde de behoefte om huiswaarts te keren, omdat het weer binnen erg aangenaam was. Daarom zaten Fred en Mirna reeds aan hun derde afzakkertje en een vierde zou weldra volgen.
De grote gemene deler schudde de kaarten voor de zoveelste maal en keek vol spanning naar zijn medespelers. Op het moment dat hij de eerste speler een kaart toewierp, stapte een doordrenkte, paarse das met een knapzak de zaak binnen. Hij schudde de regen van zijn stinkende vacht af en keek eens goed rond. Eenieder stopte subiet waar hij mee bezig was. Ze staarden gezamenlijk naar deze onwelkome gast. Stilte. Allen wachtten af wie er het woord zou gaan voeren.
“We moeten jouw soort niet”, zei de barman wat bruusk.
Aangemoedigd door deze barman stond de eenzame giraffe achteraan in de hoek hem bij:
“Ja, ga weg, belhamel. De hele ruimte stinkt naar jou door jou.”
De paarse das was wat verbouwereerd en trilde toen hij vroeg:
“Maar … wat heb ik jullie ooit aangedaan?”
Fred, die iets uitgesprokener was dan Mirna, keek over zijn bril heen en antwoordde:
“Luister eens vrind, het gaat er niet om wat jij al hebt gedaan, het gaat erom wat je nog zal gaan doen. We kennen jouw soort en jullie reputatie. Dit is niet de eerste keer dat we te maken krijgen met een paarse das, maar we hopen terdege dat het wel de laatste keer is. Dus ik denk dat het beter is dat je rechtsomkeer maakt. Als je begrijpt wat ik bedoel. Dat is beter voor jou en voor ons.”
“Dat is een tamelijk harteloze begroeting voor deze vermoeide reiziger. Zeg eens, makker, wat heeft een paarse das jou ooit aangedaan dat je zoveel wrok koestert jegens mij. Zelfs zoveel dat ik niet eens mezelf mag opwarmen bij jullie open haard met een kopje hete koffie?”
De barman was het nu al zat en antwoordde op dezelfde brute wijze:
“Het heeft geen zin, maat. Als we je bij de open haard laten zitten, dan verdwijnen er portemonnees, horloges gaan op in rook en de kassa wordt leeg achtergelaten. Zelfs onze vuilniszakken zijn niet veilig bij jullie. Wees dus zo vriendelijk om op te rotten.”
“Aardig stel, jullie. Als dat is hoe het ervoor staat, dan zal ik, zoals je zo lief beveelt, oprotten, maar ik zal wederkeren.”
Met die woorden verliet de paarse das het pand en ging naar plekken waar paarse dassen de nacht doorbrengen.
“Mijn portemonnee is weg! Stop de dief!” riep Max Stinkdier, terwijl hij naar de deur sprintte. Hij was te laat. De paarse das was al met de noorderzon vertrokken en in geen velden of wegen te bekennen. Met een hangend hoofd gelijk een verwelkte roos liep hij terug en vroeg:
“Barman, kun je het op de rekening zetten?”
“Je hebt helemaal geen rekening hier.”
Brutus Beer stond niet bekend om zijn vriendelijke persoonlijkheid. Max had geluk met zijn vrienden die bereid waren om zijn rekening voor hem te betalen.
De volgende dag zaten ze er allemaal weer op exact dezelfde plekken alsof ze nooit weg waren geweest. Max was op een melodramatische wijze aan het vertellen hoe hij zijn portemonnee had gevonden op het dressoir naast de deur van zijn woning. Het zou hem geenszins verbazen als de paarse das hem evenwel had gestolen en hem daar weer neer had gelegd alleen om hem een loer te draaien. Ze waren het er allen over eens dat het weleens goed zou kunnen zijn gegaan zoals Stinkdier had verteld. Ondertussen kreeg Max wederom een slechte kaart toegespeeld en met een diepe zucht gooide hij zijn stapel neer op de ronde, houten tafel voor hem.
De glazen van Fred en Mirna werden bijgevuld. Giraffe zat – wederom in zijn krappe hoek – hangend boven een dood biertje een droevig lied te neuriën. Het zoveelste potje poker werd gewonnen door Sullivan Hond. Tot dusver was er eigenlijk niets aan de hand, totdat de deur openging en de paarse das daar weer stond met zijn knapzak en een verlepte blik.
“Zoals beloofd ben ik wedergekeerd. Laten jullie me vandaag wel een drankje drinken? Ik smeek het jullie op mijn knikkende, blote knietjes.”
De barman gromde en zei boos:
“Luister vrind, we hebben het je gisteren al gezegd, jouw soort is simpelweg niet welkom hier. We weten niet hoe je het hem hebt geflikt, maar je hebt de portemonnee van Max gestolen gisteren en je hebt geluk dat we de flikken niet bellen om je te arresteren. Ik denk dat het echt beter is dat je vertrekt zolang je nog kunt, maat.”
In stilte draaide de paarse das zich om en vertrok. Bertrand Ezel schreeuwde de longen uit zijn lijf, omdat zijn horloge plotsklaps verdwenen bleek te zijn. Hij meende dat deze enkele minuten geleden nog om zijn enkel zat, maar dat het nu weg was.
“De paarse das moet hem gejat hebben!” riep hij gefrustreerd.
Het was wederom zinloos, want de paarse das was, net als de dag ervoor, nergens meer te bekennen. Later die avond vond William Giraffe het horloge terug op de grond in één van de toiletten. Dit was een enorme opluchting voor Betrand, want het was een erfstuk. Ze waren het er met zijn allen over eens dat dit eveneens een truc moet zijn geweest van de vervloekte paarse das. Mirna had echter zo haar bedenkingen en schudde haar hoofd in ongeloof. Zulke vooroordelen in deze beesten, dacht ze, ongelooflijk.
Wis en waarachtig stond hij de volgende avond gewoon weer in de deuropening. Mirna nam het voor het onderkruipsel op en smeekte de barman en iedereen die aanwezig was om hem binnen te laten en een drankje te laten drinken. Hij had immers helemaal niks fout gedaan. Alles wat vermist was was teruggevonden en waarschijnlijk ook nog eens op de plaatsen waar de eigenaren ze zelf hadden achtergelaten. Niemand kon hier iets tegen inbrengen, want Mirna had gewoon gelijk. Daarom mocht de paarse das binnenkomen om aan de bar wat te drinken. Hier kon iedereen hem namelijk goed in de gaten houden.
Om te laten zien dat hij geen kwaad in de zin had, gaf hij een rondje weg voor de hele zaak en hij hief het glas op Mirna om haar te danken voor haar vriendelijkheid. Zij hief haar glas met hem. Ze namen samen een slok. Geen van de aanwezigen wist precies waardoor het licht ging flikkeren, maar in het korte moment van duister verdween er een portemonnee, een horloge werd weggenomen en de kassa werd geleegd. Deze keer was Max snel genoeg en wist een van de hoeken van de jas van de paarse das te pakken te krijgen, terwijl deze zijn weg naar buiten probeerde te banen door het openstaande raam.
“Waarom!?” Schreeuwde Mirna naar hem.
De paarse das draaide zijn hoofd om en trok aan zijn jas om los te breken uit de poten van Max. Met een voet uit het raam en een hand op het raamkozijn antwoordde hij:
“Ik ben een paarse das. Dit is wat we doen. Tot ziens!”
Hij verdween in de nacht en is nooit meer gezien.
Eind






Leave a comment