Een Nieuwe Jurk 

Written by:

Alledaagse Dialogen  – For English Click Here.

Zij wilde er even uit. Hij had eigenlijk geen zin. Zij wilde naar de winkels. Hij wist de afloop al. Zij wilde nieuwe kleding. Hij had het geld. En zo reed hij met haar naar het centrum. In de auto hoorde hij, terwijl ze een lakje op haar nagels smeerde, in geuren en kleuren over de prachtige jurk die ze had gezien. Dat haar kast vol hing met zo’n 56 prachtige andere jurken deed er niet toe. Dat een groot gedeelte er nog ongedragen in hing, was evenmin belangrijk. Deze had klaarblijkelijk iets dat de andere niet hadden, zoals alle jurken in haar kast. Hij waardeerde haar oog voor detail. Zij zag de verschillen die hij overduidelijk niet kon waarnemen.  

Verbazingwekkend genoeg wist ze exact waar de jurk hing en dat ze haar maat nog hadden. Ze griste het uit het rek en drapeerde het over haar arm. Hij volgde haar naar de paskamers en hoorde haar over haar schouder sissen naar hem. Met een lichte knik van haar hoofd maakte ze duidelijk in welke richting hij moest kijken. Dat deed hij dan ook gedwee. Voor de paskamers sprak ze hem erop aan.  

“Het is echt zo onbeleefd om te staren.” 

“Ja, lieverd, ik weet het. Maar dat doen ze nou eenmaal.” 

“Het voelt een beetje alsof er een jury naar me kijkt.” 

“Hoe bedoel je, lieverd?” 

“De manier waarop ze staren. Kijk hoe ze naar me kijken met zo’n blik alsof ze een oordeel aan het vellen zijn. Kijk dan!” 

“Ik weet het niet. Het ziet er voor mij heel gewoon uit allemaal. Niks vreemds. Misschien kijken een ze een beetje scheel.” 

Hij kon haar niet geruststellen. Dat was hem nog nooit gelukt. Als ze zo’n bui heeft, dan weet hij al hoe laat het is. Dan is er geen land mee te bezeilen. Welke richting je ook op wil, het is altijd de verkeerde. Zelfs als ze zelf die richting had aangewezen.  

“Ze kijken op ons neer. Ik voel het.” 

“Ik denk niet dat … ” 

“Niet op jou! Op ons!” 

“Oh. Ben ik geen onderdeel van ‘ons’?” 

“Vrouwen! Wij vrouwen. Althans, vrouwen zoals ik. Waarom moet het altijd om jou draaien?” 

“Sorry, ik dacht … ” 

“Je moet niet denken, want dat is niet goed voor je gezondheid. De laatste keer dat je wat dacht, bleef je erin hangen. Kunnen ze niet gewoon ophouden met staren? Ik kan zo niet denken. Hun ogen doorboren met de kracht van honderd miljoen messen en meer.” 

 “Zo veel hè. Als ik even snel tel dan … ” 

“Ja, zoveel. Kijk dan naar die perfecte, dunne lichamen, hun perfecte, ovale gezichten, hun perfect zittende kleding. Ze beoordelen en veroordelen me. Ze zeggen dat ik niet aan hen kan tippen.” 

“Als jij het zegt, lieverd. Als je het mij vraagt dan zijn ze … ” 

“Ja, maar niemand vraagt het aan jou, dus mond dicht. Jullie mannen weten hier helemaal niks van. Wij! Wij weten hier iets van. Vraag mij hier eens iets over. Heb je mij er ooit iets over gevraagd? Nee, want jij denkt alleen aan jezelf.” 

Het leek op een conversatie die hij vaker had gevoerd. Was het niet met haar, dan was het met één van zijn ex-vriendinnen. Hoe had hij zich hier de vorige keer uit gered? Misschien moest hij eens aantekeningen maken ter studie en lering.  

“Op welke manier veroordelen ze je precies, lieverd?” 

“Kun je dat niet zien? Ze zeggen dat ik niet goed genoeg ben. Ze zeggen me dat ik meer op hen lijken en minder op mezelf. Hoeveel geld heb je?” 

Een snelle berekening deed hem vermoeden dat een compliment hier weleens zou kunnen helpen. Ze zat erg in over haar uiterlijk. Dat was hem duidelijk. Vrouwen houden van complimenten. Snel dan.  

“Ik vind je leuk zoals … ” 

“Je hoeft niet te liegen voor me hoor. Kijk dan naar ze en zeg me eerlijk dat je je niet tot ze aangetrokken voelt. Zeg me dat je ze niet knap vindt.” 

“Eerlijk, lieverd, ik ben niet … ” 

“Leugenaar. Je bent echt precies zoals alle andere mannen op deze godvergeten planeet.” 

De ijsschots waar hij op afstevende leek onvermijdelijk. Een compliment was overduidelijk niet dat wat ze nodig had op dat moment. Snel schakelen. Wellicht zou dat helpen.  

“En dat je te min zou zijn kun je allemaal zien aan de blik in hun ogen?” 

“Mannen weten niks over lichaamstaal. Jij wel?” 

“Ben je niet een klein beetje aan het … ” 

Hier wist hij dat hij een fout had gemaakt. Dit zou hem duur komen te staan. Hij had zijn zin nog niet afgerond en wist dat hij zich hoofd even in moest trekken om zich wat te verbergen achter zijn opstaande kraag.  

“Zeg alsjeblieft niet dat ik aan het overdrijven ben. Waag het niet! Ik ben niet aan het overdrijven en ik weet honderd procent zeker dat als je het een willekeurige vrouw hier vraagt, dan zeggen ze precies hetzelfde als ik. Precies!” 

“Ik wilde niet … ” 

“Kom, we gaan het aan haar vragen. Zij lijkt wel een beetje op me. Ga dan.” 

Op dit moment zou je bij elke man de blinde paniek in de ogen kunnen waarnemen. Vaak kijken ze dan plompverloren om zich heen om te zien of er andere mannen waren die deze situatie herkenden. Een pijnlijke lach wordt dan uitgewisseld. Helaas voor hem stond er verder geen man in de buurt. Wel een hoop vrouwen die hem afkeurend aankeken. Hoe kon hij zo harteloos zijn.  

“Laten we geen herrie schoppen hier, lieverd.” 

“Ik schop geen herrie hier. Dat zeg je alleen maar, omdat je weet dat ik gelijk heb. Geef het maar toe.” 

“Je hebt gelijk, lieverd. Kunnen we nu dan alsjeblieft … ” 

De jurk en haar diepste verlangen om deze aan te schaffen leek naar de achtergrond verdwenen. Even had hij de illusie dat als hij de aandacht weer kon richten op het doel van deze hele onderneming, dat het dan weer goed zou zijn. Het was niet goed. Een botsing met alle gevolgen van dien leek onvermijdelijk.  

“Oh, nog één ding. Denk je dat ik te dik ben?” 

“Ik … ” 

Dit was hem dan. Dit zou zomaar eens de doodsklap kunnen worden. Uit deze val is nog geen enkele man ontsnapt. Hem zou het dat ook niet lukken.  

“Ja, je denkt dat ik te dik ben.” 

 “Dat zei ik niet. Je hebt helemaal … ” 

“Gewoon ‘ja’ of ‘nee’ had volstaan, hè. Je moest zelfs nadenken over je antwoord.” 

“Nee, je bent niet te dik.” 

 “Oh, dus ik ben gewoon dik. Is dat het? Je wilt echt dat ik maar zoals zij ben dus? Ok.” 

Het schip verkeerde in zwaar weer. Misschien een anker uitgooien. De jurk leek zijn enige redding.  

“Lieverd, ik dacht dat we alleen maar een nieuwe jurk gingen kopen.” 

“Dat gingen we ook, maar toen moest jij een ruzie beginnen, het moest ineens allemaal om jou draaien en dan als klap op de vuurpijl noem je me ook nog eens dik. Aan wiens kant sta jij?” 

Mayday! Mayday! Op dit moment is het hele begin van de conversatie al verloren gegaan in het geheugen van de arme man. Een vrouw weet nog exact te citeren wat je als man drie jaar geleden in een jolige bui had gezegd op het feestje. Ze leek er toen om te kunnen lachen, maar ze zou het onthouden tot een geschikt moment om je ermee te confronteren. Was hij de ruzie begonnen? Wat had hij ook alweer gezegd?  

“Aan wiens kan? Hoe kan ik … ” 

“Voor mij is het duidelijk aan welke kant je staat. Ga dan. Kijk maar of zij je gelukkig maken. Kijk maar of het gras daar groener is.” 

“Waarom zou ik dat willen? Wil je die jurk nou of niet?” 

“Zodat je kunt zien wat een dikke reet ik erin heb?” 

En weer terug naar haar postuur en gewicht. Het schip slingerde stuurloos alle kanten op en hij lijkt volledig machteloos. Dan springt er een zin uit het gesprek in zijn hoofd.  

“Nee, je zei … ” 

“Ik weet wat ik zei. Daar hoef je me echt niet aan te herinneren hoor. Ik ben niet achterlijk. Of denk je ook nog eens dat ik dom ben?” 

“Dat is niet … ” 

 “Ah, dus nu ben ik ook nog een domme koe. Is dat wat je wil zeggen?” 

De ogen van de vrouwen in de buurt waren volledig op hem gericht. Afwachtend op wat zijn volgende, hoogstwaarschijnlijk verkeerde, manoeuvre zou zijn.  

“Zullen we maar naar huis gaan en het thuis even rustig bespreken?” 

“Want je wil niet in het openbaar gezien worden met me. Dus dat?” 

“Nee, ik denk gewoon dat het beter is als we dit thuis even op de bank bespreken.” 

“Prima! Laten we maar naar huis gaan. Ik heb het sowieso gehad met hun vieze blikken. En jij zou me toch maar een domme, dikke koe vinden met die jurk.” 

“Lieverd, het zijn maar paspoppen. Ik weet zeker dat ze … ” 

“Het zijn niet ZOMAAR paspoppen, maar wat weet jij er nou weer van? Jij bent een man. Jij ziet niet hoe ze ons vrouwen laten voelen en hoe ze mij laten voelen als jij naar ze kijkt en dan vervolgens een blik op mij werpt. Ik kan het zien aan de manier waarop je met je ogen knijpt.” 

Dit zou het moment zijn geweest waarop de omstanders in klappen en gejoel hadden uitgebarsten. Hij voelde een lichte vorm van opluchting toen de gordijnen van de pashokjes hard werden dichtgetrokken. Hij moest sturen. Alle zeilen bijzetten Terugslaan was wellicht een optie. Een goede verdediging is immers een aanval.  

“Nou, dan gaan we maar niet naar de lingerie afdeling.” 

“Oh, dat zou je wel leuk vinden. Kwijlend naar die jarretelletjes kijken op die prachtige lijven. Mannen zijn echt zwijnen. Seks, seks, seks is het enige waar jullie aan kunnen denken.” 

“Nou, niet met een … ” 

“Niet met een dikke koe zoals ik.” 

“Dat klopt. Niet met een dikke koe zoals jij. Zullen we gaan dan?” 

“Nee, ik ga die jurk kopen. Dat zei ik toch. Heb je dan helemaal niet zitten luisteren naar me? Echt he. Mannen!” 

De ijsschots leek afgewend. Het gevaar leek geweken. Ze waren weer terug bij de jurk. Daar kwamen ze immers voor.  

“Nee, ik denk dat ik niet geluisterd heb. Anders nog iets?” 

“Ja. Zeg even dat ik mooi ben. Ik denk dat ik dat wel heb verdiend.” 

“Je bent mooi, lieverd.” 

“Leugenaar.” 

Daar waren ze het dan in ieder geval wel over eens.  

Einde

Leave a comment

Latest Articles

Previous:
Next: