Gender Deel 3
Je had een speld kunnen horen vallen in de gemeenschapsschuur ware het niet dat de vloer bezaaid ligt met stro. Alle ogen zijn op Werner gericht en hen op hun beurt kijkt de kleine hoeveelheid aanwezigen aan. Hen geeft een signaal met de hand en achterin wordt de deur opengedaan. Twee kinderen stappen naar binnen gekleed in typische schooltenues zoals deze in de grote, boze buitenwereld gedragen worden. Grijze tuinbroeken met een felgekleurd shirt en een schoollogo erop geborduurd. Als de mensen omkijken moeten ze zich in de ogen wrijven. Allereerst verbazing over hoe twee ‘normalen’ zich bij deze bijeenkomst hebben kunnen voegen, maar dan herkenning als men ziet dat het de kinderen van Werner zelf zijn. Gevolgd door wederom verbazing en vragende blikken.
“Gerard, Bertha, kom naar voren en stel jezelf even voor aan onze vrienden”, verzoekt Werner hun kinderen vriendelijk. De twee jongeren lopen wat ongemakkelijk tussen de krukken, kratten en stoelen door en voelen de prangende ogen over hen heen glijden. Vooraan gaan ze op het podium naast hun ouders staan en ze richten hen tot de groep.
“Goedenavond allen, ik ben Royce en mijn voornaamwoorden zijn sie, sie, hir, hir en hirzelf”, zegt Gerard vrij vlot en gemakkelijk. Hun haren zijn geknipt in de gebruikelijke scholieren stijl: een bloempotkapsel dat geen gender verraadt.
“En ik ben Maan en mijn voornaamwoorden zijn thon, thon, thon’s, thon’s en thonzelf”, gooit Bertha er ietwat ingestudeerd uit. Ook hun haar zit in dezelfde coup. Nu is pas goed te zien dat het een tweeling is, zij het twee-eiig.
Monden vallen open van verbazing. Voordat er een storm van vragen wordt afgevuurd, neemt Werner met hooggeheven armen het woord als een priester die de parochie het woord gaat verkondigen dat de verlossing moet gaan brengen.
“Jullie kennen mijn kinderen uiteraard. Mijn zoon Gerard en dochter Bertha zullen zich op gevaarlijk terrein gaan begeven door zich te gaan mengen tussen een groep leerlingen van een school om daar langzaam het zaadje van opstand te planten. Zij zullen ongemerkt leven en bewegen tussen de kinderen van hun eigen leeftijd en daar het vertrouwen winnen van enkelen. Als dat gewonnen is, zullen ze hen inlichten over onze denkwijze en aan hen vertellen over onze gemeenschappen die nu slechts als zwarte vlekken op de kaart te zien zijn. Ik hoop en verwacht dat de informatie zich op die manier als een olievlek zal verspreiden. We willen gebruikmaken van de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen.”
“Je bent bereid om je eigen kinderen op het spel te zetten, broeder Werner?” is de eerste reactie vanuit de groep.
“Jawel, zuster Guusje, maar ik ben er zeker van dat dit goed gaat komen. Ik wil ze twee maanden geven op de school en ze daarna weer terughalen. Ik denk dat twee maanden meer dan genoeg is om voldoende zaadjes te planten in de hoofden van deze ‘normale’ jongeren. Het staat buiten kijf dat ik ze stante pede terug haal als er een indicatie is dat het te heet onder hun voeten wordt.” Werner lijkt het hele plan al voorbereid te hebben in de dagen, wellicht weken, voorafgaand aan deze samenkomst der communieleden. Althans, dat maakt de groep op uit de woorden die hen spreekt.
“Broeder Werner, met alle respect,” zegt Derk, “hoezeer ik ook wil dat we wat doen, moeten we dit willen op deze manier? Ik heb ook kinderen. Wij allemaal.” Hen wijst naar alle leden van de groep met hun gebogen, gerimpelde en eelterige vinger. “Gaan we onze kinderen voor ons karretje spannen en hun levens in de waagschaal stellen?” Diezelfde vinger slingert nu belerend naar hun gezicht als hen Werner een standje geeft.
“Ik snap dat dit wat onorthodox is; onze kroost het werk van volwassenen laten uitvoeren, maar wie kan er beter met andere kinderen contact maken dan kinderen zelf? Het is noodzakelijk dit via de jeugd te spelen, want zij zijn het minst gecorrumpeerd. Zij kunnen zich nog vrijvechten van bepaalde gedachtes. De jeugd heeft de toekomst. Daarnaast denk ik dat De Staat meer genade zal tonen richting de onvolwassene dan naar een volwassen individu.” Het uitgebrande stompje sigaret wordt behendig in een hoek van het podium gepiekt en vanachter hun oor verschijnt een nieuwe die nonchalant tussen de droog geworden lippen wordt geplempt en met een lucifer wordt aangestoken.
Gerard neemt het woord van hun ouder over als een geboren leider: “Broeders en zusters, mijn zus en ik zijn ons terdege bewust van de gevaren, maar vrees niet, broeders en zusters. Dit is een rol op ons lijf geschreven en wij zijn bereid om dat te doen wat nodig is. Wij willen ons steentje bijdragen aan een beter leven voor deze gemeenschap en voor gemeenschappen als de onze door gans het land en wie weet wel verder.” Dit valt in goede aarde bij het merendeel van deze sceptische groep agrariërs.
Theodorus is nog wat terughoudend en wil graag wat meer zekerheden over de kwaliteiten van deze tere kinderen. Over hun bril heen mompelt hen wat nukkig, cynisch en welhaast onverstaanbaar: “Hoe zit het met j’llie taalg’bruik? Elke pub’r’nde tiener prikt zo door j’llie hene, laat staan de onderwijsgevenden op ‘ne ‘stelling die daaglijks te maken hedd’n me’ puubs. Bij’t minst’ g’ringste nie’ gend’rneutrale woord, b’voorbeeld, wor’je onderworp’n aan tal vanne tests en bejje prooi voor d’n schoolpysch’logen of erger nog, staatspsych’logen. Benne jullie wel c’pabel genoeg om te sprek’n zoals zullie, te lop’n zoals zullie, te zijn zoals zullie? Eig’lijk om alles te zijn wa’ wullie nie’ zijn?”
Werner geeft al gebarend het woord aan Bertha, die een stap naar voren doet en de groep toespreekt: “Vrees niet mensen, mijn brus en ik hebben de afgelopen maanden druk de boeken bestudeerd welke ons zo vrijgevig en genereus verschaft zijn door de staat. Onze ouder heeft hun best gedaan om ervoor te zorgen dat wij volledig op de hoogte zijn van hoe er gesproken en geleefd wordt.” Het wordt, tot verbijstering van de agrariërs, uitgesproken zoals een ‘normaal’ persoon dat zou doen. Met de outfits van doorsnee schoolkinderen uit de buitenwereld is het plaatje compleet.
“Als je zo in mijn huis zou spreken zou je een draai om je oren krijgen, kind”, wordt er gegrapt en de zaal barst in lachen uit. “Ge moogt blij zijn dat gij aan de andere kant op dat podium staat en ik er niet bij kan”, vervolgt Brechtje, hun ouder.
“Dan rest ons nog even de puntjes op de ï te zetten en de details in te vullen, broeder Werner”, geeft Argus aan. “Wat is de idee? Licht ons verder in, als het je gerieft.”
“Er is via een socius al een school uitgezocht hier niet heel ver vandaan. Als het idee straks goedgekeurd wordt door een meerderheid van jullie stemmen, dan zullen mijn kinderen daar worden ingeschreven onder hun valse namen. Papieren zijn reeds op orde gemaakt en er is huisvesting gevonden bij iets dat een toom wordt genoemd aldaar. Een toom, zoals je vaker ziet met neo-taal, is gewoon een samentrekking van de woorden ‘tante’ en ‘oom’. Het verhaal zal zijn dat de kinderen de ouders hebben verloren in een tragisch auto-ongeluk en dat ze daarom bij hun tooms in huis zijn geplaatst. Maar voor we verder gaan met de details, zullen we het eerst in stemming brengen?” vraagt Werner. Er wordt positief op gereageerd en de aanwezigen graaien in hun steekzakken die vaak dieper zijn dan een bodemloze put.
Het stemmen gaat altijd anoniem via knikkers. Iedereen is voorzien van drie balletjes: een witte (neutraal), een groene (voor) en een rode (tegen). Elk lid stopt één van hun knikkers in een zak die bij de deur achter een schot hangt. Daarna worden de stemmen geteld. Bij een gelijke uitkomst beslist de leider van de groep; in dit geval Werner.
Ook zo zal het nu geschieden. Eén voor één zullen de agrariërs naar de zak achter het scherm lopen om hun stem uit te brengen. Brechtje en Werner zelf brengen geen stem uit, aangezien zij de leiding vormen en zeker in dit geval al bevooroordeeld zijn in hun keuze. Bij een gelijke stemming kun je op je vingers uittellen wat Werner zal beslissen. Daar worden geen doekjes omgewonden.
Hun kinderen zijn te jong om te mogen stemmen en zullen dus ook niet deelnemen. Verder heeft iedereen de knikkers in de hand en één voor één lopen ze naar de stemzak toe. Aan het eind zitten er tien knikkers in. Brechtje heeft de taak om de stemmen te tellen en doet dit in het zicht van eenieder die aanwezig is. Eén voor één worden de glazen ballen uit de zak gehaald en getoond aan de menigte. In de lessenaar waar hen voor staat zitten tien kleine deuken waarin de knikkers worden gelegd, opdat iedereen duidelijk kan zien dat er niet gesjoemeld wordt.
“Ik tel zes groene knikkers, twee witte knikkers en twee rode knikkers. De meerderheid heeft gesproken en het idee is bij dezen aangenomen”, zegt hen plechtig gevolgd door een tik met de hamer op de lessenaar. “Kritiek zal uiteraard worden gehoord ende meegenomen om het plan waar nodig aan te passen en te verbeteren. Laten we dan nu dit plan verder uit de doeken doen, ontwikkelen en tot uitvoering brengen.”
De zitting krijgt een minder formeel karakter. Er wordt uit twee manden die naast het podium staan eten en drinken gepakt en het wordt uitgereikt en aangereikt door Werner en hun vrouw. Iedereen zit in een kring om een uitgeklapte tafel vol met hapjes en drankjes. De kinderen, die allang op de hoogte zijn van de plannen, zijn naar bed gestuurd. “Vanaf volgende week maandag”, begint Werner, “zullen Gerard en Bertha beginnen op school. Zij zullen dit weekend, in de nacht van zaterdag op zondag, door socius Kae naar hun tooms – Ise en Nouri – worden gebracht. Alle schoolbenodigdheden liggen al klaar bij hen thuis. Er zijn zelfs valse papieren van een andere school die nodig zijn om ze in te kunnen schrijven op de ‘nieuwe’ school.”
“Is er nagedacht over wat te doen in een noodgeval? Stel dat ze het idee hebben ontdekt te gaan worden en ze moeten direct daar weggehaald worden, wat dan?” vraagt Rinus die uit de schaduw is gekomen met hun partner en nu geniet van een stukje brie op een droog stukje cracker.
“Uiteraard weer een goede vraag, broeder Rinus. Als er nood aan de man is, dan krijgen we een telefoontje van de tooms en zal er worden gevraagd of de koeien reeds gemolken zijn. Het antwoord daarop is te allen tijde ‘ja’ en Kae zal dan haar uiterste best doen om onze kinderen met een excuus van school te halen en ze hier af te zetten. Dat is het beste dat we kunnen doen. Het is niet honderd procent veilig, maar meer is er nu niet te bieden. Zijn er andere vragen of opmerkingen?” Werner kijkt open, vriendelijk en uitnodigend de groep rond, omdat hen overtuigd is dat er antwoorden zijn op alle vraagstukken die opgeworpen kunnen worden.
“Wellicht is het een minder grote zorg, maar ik vraag me wel af hoe groot de kans is dat jullie kinderen worden beïnvloed door de non-binaire gedachtes van de buitenwereld? Wat als ze terugkomen en in een identiteitscrisis zitten?”
“Wederom een goed punt en dank voor je zorgen, zuster Cornelia. Dit waren inderdaad ook onze zorgen, is het niet Brechtje?” Brechtje knikt instemmend met een volle mond die de glimlach een beetje ongemakkelijk maakt. “We hebben in ons netwerk van socii twee psychologen bereid gevonden om in dat geval hierheen te komen om Gerard en Bertha te helpen. Vergeet niet, broeders en zusters, dat onze kinderen hier zijn opgegroeid en dat de effecten van dit soort indoctrinaties niet onomkeerbaar zullen zijn. Het zal tijd kosten en het één en ander van ons als ouders en van ons als gemeenschap vragen aan geduld en zorgen, maar er is ons verzekerd dat het goed zal komen. En daar hebben wij fiducie in.”
Guusje, die net een plakje ham op een blokje meloen naar binnen schuift, maar toch wat wilde zeggen, vraagt: “Stel nou dat de kinderen op school zitten en lont ruiken, hoe nemen ze dan contact op met de tooms?”
“Ise heeft voor beide kinderen een mobiele telefoon geregeld. Deze is sowieso noodzakelijk om niet te veel op te vallen tussen de andere leerlingen. Iedereen in de buitenwereld heeft immers zo’n kleine, mobiele zaktelefoon. Onze socius Ise zal ze de basiskennis bijbrengen over het gebruik van deze duivelse apparaten die in de verste verte niet lijken op onze ouderwetse maar nog immer goed functionerende draaischijf machine.” Daarmee beëindigt Werner deze informele bespreking over de plannen. Met de hamer slaat hen op de fruitkist waarop hen gezeteld is. Er wordt getoost op een goede afloop en onder elkaar wordt er druk gespeculeerd over de mogelijke uitkomsten van deze gedurfde actie. Natuurlijk passeren er ook wat doemscenario’s de revue, maar het overgrote deel van deze mensen heeft er vertrouwen in dat dit weleens zou kunnen gaan werken en dat er alles aan gedaan is om ervoor te zorgen dat de kinderen niets zal overkomen. Net na middernacht gaat men op huis aan voor een welverdiend dutje.






Leave a comment