Gender Deel 7
Iben ligt op een ziekenhuisbed met stalen pijlers aan de zijkanten vastgeketend in een blauwgeverfde kamer. De witte jas met de strakke riemen is uit, maar er is weinig bewegingsvrijheid bijgekomen. Op het kastje naast com staat een glas water met een potje pillen ernaast. De hele kamer is verder leeg. Er zijn geen ramen, maar dit keer hangt er wel een klok aan één van de muren. Het is half twee. Naast het bed staat een persoon die co vaag herkent. Het lijkt op iemand uit cor verleden, maar wie, wat, waar is de grote vraag.
“Je bent ziek, maar je wordt beter.” Ehs pakt cor hand vast en knijpt er zachtjes in.
Iben had cor hand willen wegtrekken, maar deze zit met een stevige riem vastgemaakt aan de spijler van het bed. Co kijkt goed naar het vriendelijke gezicht op zoek naar enige vorm van herkenning of een herinnering. De korte blauwe haren, een moedervlek onder de neus en smalle lippen zeggen com vooralsnog niets. Een lange, donkerbruine overjas bedekt het hele lichaam. “Sorry, maar wie ben jij ook alweer?”
“Hebe had al gezegd dat je dit zou gaan vragen. Ik geloofde pehm niet. ‘Een persoon herkent hun eigen partner toch wel als hen die ziet,’ zei ik verontwaardigd tegen peh.” Een traan rolt over sreh wang. “Wat is er met je gebeurd? Wat doen ze hier met je?” Met een ruwe mouw wordt het gezicht droog geveegd. Rode striemen en ogen blijven achter.
“Ah, mijn partner. Dat is weer wat nieuws voor me. Als je daar toch staat, kun je me even het water aangeven, want ik heb een beetje een droge keel.” Luid gesmek en een kuchje moeten cor woorden onderbouwen. “Verse lucht is schaars hier.” Het was de enige manier die co kon bedenken om de hand los te krijgen.
Ehs pakt het glas en laat Iben er voorzichtig uit drinken. Als het leeg is wordt het weer teruggezet en met natte, bloeddoorlopen ogen vraagt ehs: “Weet je wel waar je bent?”
“Ik ben in de blauwe kamer. En dat is al een hele verbetering. Moving on up“, zegt Iben met een beetje hoop en een sarcastische ondertoon. “De volgende stap is de tuin. Dan gaan we ergens over praten.” Het sarcasme wordt wat snijdender. “Mijn partner, hè. Wat is mijn lievelingseten ook alweer? Ik kan me niet herinneren dat het grijze smurrie was, maar ik kan me vergissen natuurlijk.”
“Er gaan maanden voorbij dat ik je niet zie en jij wil het hebben over iets triviaals als eten. Vraag me dan in ieder geval eens hoe het met me gaat!” De emoties gieren door reh heen, alhoewel ehs had beloofd aan flesreh om rustig te blijven.
“Mens, ik heb geen idee wie je bent. Maar als het je gelukkig maakt, hoe gaat het met jou dan? Met mij gaat het echt prima. Ik heb een kamer voor mezelf. Het is all-inclusive. De bediening is vriendelijk en vrij stipt. Kleding van het huis. Genoeg aanspraak. Het weer is mooi. De mensen zijn vrolijk. Het gras is groen. Wat kan een mens gelukkig zijn! Hoe is het met je, lieverd?”
“Sorry, ik liet me even gaan. Vergeef me.” Met trillende stem en bevende handen grijpt ehs de metalen rand van het bed vast waar de handen van cors aan vastgebonden zitten. “Het zal niet makkelijk voor je zijn om mij hier te zien. Het is voor mij ook niet makkelijk.”
“Ik zie dat het kwart voor twee is, om twee uur begint meestal de schaakclub en ik wil niet te laat komen dit keer. Vorige keer moest ik tegen Emani, omdat pher de enige was zonder tegenstander en je weet hoe slecht die ouwe gek tegen phers verlies kan. Dus als je nog wat zinnigs te zeggen hebt, dan stel ik voor dat je dat nu doet, want ik moet me nog scheren.” Iben begint de aanwezigheid van de persoon die flesreh als partner heeft voorgesteld tamelijk zat te worden. Vragen blijven onbeantwoord en de herinneringen aan deze individu zijn minimaal tot gewoonweg afwezig.
“Ik ben eigenlijk gekomen om afscheid te nemen. Hebe en Ihme denken dat het beter is voor ons beiden om dit gedeelte van ons leven af te sluiten. Ze denken dat het helpt bij jouw genezingsproces.” Het komt er ontzettend melodramatisch uit en Iben is niet overtuigd van dit hele schouwspel. Alsof co naar een slechte film zit te kijken met een te laag budget om goede acteurs in te huren. ‘Smieren’ zouden ze dat in vaktermen noemen. Allerminst geloofwaardig of overtuigend.
“Nou, laat de deur je niet raken bij het vertrek en zeg tegen Hebe dat ik het vertik om weer tegen Emani te spelen. En als het woensdag is, dan wil ik ook graag pudding.” Iben kijkt naar de klok en vermoedt dat er een camera in verstopt zit. Met een grote grijns kijkt co naar de wijzerplaat. “Je zit niet stiekem weer die van mij op te eten hè. Dondersteentje.”
Ehs weet niet hoe ehs hierop moet reageren en kijkt veelbetekenend met een vragende blik naar de klok. “Het ga je goed. Het waren mooie tijden die we hebben gehad, maar ik moet door. Jij moet door. Het is goed zo.” Ehs draait flesreh om en loopt naar de deur.
“Je hebt me nooit je naam verteld”, roept Iben reh achterna.
Bij de deur blijft ehs staan met de kruk in sreh hand. Een stilte en een kort moment waarop alles even stil lijkt te staan. Ehs draait sreh hoofd om en kijkt twijfelachtig in de starende ogen van Iben. “Adonia. Ik heet Adonia.” Dan stapt ehs naar buiten en valt de deur dicht. Co zal ehs nimmer meer zien.
De wijzers van de klok schieten in versneld tempo vooruit als Iben ernaar kijkt. Ze gaan een aantal keer rond en blijven plots hangen op vijf uur. Zonder te kloppen komen Hebe en Ihme binnen en gaan naast het bed staan.
“We achten het noodzakelijk bepaalde elementen uit je verleden af te sluiten. Zo te merken heb je dit gedeelte al goed achter je gelaten. Dat is een stap in de goede richting en toont aan dat onze sessies met je werken. Wat kun je ons vertellen over de wereld? Hoe zie jij die op dit moment?” Als Ihme het heeft gevraagd keert Iben corzelf naar binnen op zoek naar herinneringen over sessies, maar het blijft stil in cor hoofd. Sessies? Dan hoort co de vraag nog eens: “Hoe zie jij de wereld nu?”
“Het is een stomme blunder. Een miskleun van jewelste. Een flater die de illusie moet wekken van een meesterlijk plan. Er zal vast een plan zijn geweest in het begin, maar het heeft een loopje genomen met ons. Om maar niet te hoeven toegeven dat het een uitglijder was die hun weerga niet kent, volharden we erin. Maar ik neem aan dat dat niet het antwoord is dat je had willen horen en dat jullie me op den duur zullen gaan leren dat twee en twee eigenlijk vijf is. Hoever zit ik er vandaan?” Na deze woorden kijkt Iben weer op de klok die nu gewoon de seconden, minuten en uren weer normaal lijkt weg te tikken. “Jullie klok is defect. Misschien moet je het batterijtje even vervangen. Ik heb de schaakclub gemist.”
Hebe slaakt een diepe zucht. “Zo te zien hebben we nog aardig wat werk te verzetten. Nee, we gaan je niet vertellen dat twee en twee vijf is. Dat wil niet zeggen dat we er niet toe in staat zouden zijn om je dat te doen geloven. Als we willen dan ga je hier kakelend weg in de vooronderstelling dat je een vogel bent. Liever zien we dat je jezelf nuttig zal maken voor de maatschappij. Voor ons. Dat wil jij toch ook?”
“Hoe lang ben je al lijm aan het snuiven? Het is lastig om me te herinneren wat er allemaal gebeurt hier met me. Ik kan me nog geen toiletbezoek voor de geest halen. Als je het mij vraagt kan ik de douche niet eens beschrijven en toch ben ik schoon. Zeg eens, Hebe, was jij mijn billetjes?” De neus van Iben wordt weer dichtgeknepen en voordat co het doorheeft ligt co alweer te slapen.
—
“Elian! Hey, Elian! Heb je de papieren?”
Elian draait cor hoofd om en houdt een hand met papieren omhoog. “Natuurlijk heb ik ze. Hier staat het allemaal in. Inclusief alle namen. Hier kan niemand omheen.”
“Was het lastig om eraan te komen?”
“Als je de juiste knoppen weet in te drukken, Jur, dan kom je overal bij. Wat gaan we ermee doen?”
Iben ziet corzelf vanuit een visooglens als Elian staan tussen allerlei kratten en kisten. Het is een iets jongere versie van cozelf. Begin twintig? Lastig te zeggen. Als een onzichtbare derde – een verborgen camera in de hoek van de ruimte – neemt co waar wat er gebeurt in iets dat wel iets wegheeft van een pakhuis. De andere persoon blijft onherkenbaar in beeld en staat gedeeltelijk met hun rug naar com toe.
“Alles op hun tijd, Elian,” zegt Jur, ‘we moeten eerst alles goed doornemen en overleggen met onze mensen. Je hebt goed werk verricht. We staan bij je in het krijt. Helaas scheiden hier onze wegen.” Een glimmende revolver wordt op Elian gericht. Het schot weerklinkt in de enorme hal.
Iben schrikt met een schok en een schreeuwende pijn in cor been wakker. Het is aardedonker op de kamer. Alleen de wijzerplaat van de klok straalt een klein beetje licht de ruimte in. Co ziet dat het kwart voor drie is en het zal wel nacht zijn, maar niks is hier zeker. De lakens zijn nat. Bloed? Met fijngeknepen ogen kijkt co het duister in op zoek naar een gedaante. Niemand aanwezig. Is co geraakt? Komt er iemand helpen? Waar zijn Hebe en Ihme als je ze nodig hebt. Maar dan realiseert co corzelf dat co het bed onder geplast heeft. De kamer stinkt naar verse urine.
Bruster Lumen komt binnen gevolgd door Hebe en Ihme. Slapen ze nooit? Hebben ze geen pyjama ofzo?
“Dat is niet de eerste keer, maar hopelijk wel de laatste. Er is niet op te wassen tegen jou”, zegt Lumen streng.
Hebe probeert het wat te sussen en relativeren. “Het is allemaal onderdeel van het proces, bruster Lumen. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Onze patiënt is druk bezig met het verwerkingsproces. Dit varkentje is weldra gewassen.”
Met een sleutel aan een grote bos worden de riemen aan de armen en benen losgemaakt. Iben wordt uit bed getild door vier sterke armen. Buiten de kamer wordt co in een rolstoel vastgezet en naar een douche gereden, terwijl Lumen het bed verschoont. Onderweg naar de badkamer gaat bij Iben het licht uit.






Leave a comment