Gender Deel 7
“Deze kamer is wit. Ik zou graag naar een blauwe kamer willen verhuizen als het niet te veel moeite is.”
Zachte muren en een zachte vloer met witte lampen die natuurlijk zonlicht nabootsen aan het plafond wat de patiënt rustiger zou moeten maken. Iben zit in een witte jas met de benen languit tegen de muur geleund en staart naar Hebe en Ihme. Zij zitten met hun armen over elkaar op twee stoelen tegenover Iben. Co is net ontwaakt uit een diepe, onrustige slaap en heeft geen idee welke dag het is, hoe laat het is of waar co is.
“Kun je ons vertellen wat er is gebeurd, Iben?” Ihme heeft een zware doordringende stem die je botten kunnen doen trillen.
“Wat hebben we onszelf aangedaan, mensen? Mensen?” Iben laat de gedachte echoën in cor bovenkamer. “Alhoewel dat het enige is dat we nog zijn, zal dat binnenkort ook wel veranderen. Jeminee, het is zoveel erger dan ik voor mogelijk had gehouden. Is het erger of slechts bedroevender? Iben, zeg je? Wie is die Iben waarover je spreekt?”
“Weet je wie wij zijn?”
“Het verzet. Jullie komen me bevrijden. Red me! Red me nu terstond!” Iben draait cor rug om en laat de riemen van de jas zien waar co in vastzit. “Maak me los. Schiet op. Voordat ze komen.”
‘Nee”, zegt Hebe, “we komen je niet bevrijden. We zijn gekomen om te praten en je op andere manieren te helpen.”
“We moeten wat doen. Daarbuiten loopt het helemaal mis als we niet ingrijpen.”
“Wat is er daarbuiten? Wat denk je dat er daarbuiten is?” vraagt Ihme wijzend naar het plafond.
Iben gaat op cor knieën naar de muur naast com zitten en staart naar een ingebeeld raam, zet cor hoofd scheef, ademt diep in en zegt op een lange uitademing verslagen: “Grenzeloze menselijke onwetendheid.” Co draait corzelf scherp en snel om en spreekt hoopvol en opgewekt tegen Hebe en Ihme. “Het is aan ons, het verzet, jullie en mij, om de mensheid te redden en te voorzien van eerlijke informatie. Wij kunnen dit.”
Hebe kijkt Ihme hoofdschuddend aan. Ihme staat op, buigt nyanzelf over Iben heen en met nyans linkerhand knijpt nya cor neus dicht. De rechterhand werpt twee pillen naar binnen. Cor mond wordt dichtgehouden en het hoofd naar achteren gedrukt totdat de pillen goed en wel zijn doorgeslikt.
—
“Hey! Hey!” Een paar klappen met een vlakke hand in het gezicht zorgen ervoor dat Iben uit cor roes ontwaakt. “Wakker worden, zonneschijn. Het is etenstijd.”
Als Iben corzelf omhoog heeft gewerkt tegen de muur ziet co dat Lumen voor com zit met een dienblad op feir schoot waar een onherkenbare en ondefinieerbare grijze smurrie op ligt. Fei is niet gekleed zoals brusters in een staatsziekenhuis, doch is fei herkenbaar als bruster door het rode kruis op het borstzakje van feirs marineblauwe overhemd. Het is onduidelijk of het avondeten of ontbijt is. Om de zoveel tijd krijgt Iben dezelfde grijze troep naar binnen gelepeld. Het smaakt niet vies, het smaakt eigenlijk helemaal nergens naar. Iben kan corzelf meestal niet herinneren dat er momenten zijn dat co bij kennis is.
“Ga je je vandaag gedragen en het gewoon allemaal opeten.” Het is geen vraag, maar een bevel. Grote ogen die dwingen kijken com aan en co knikt bedeesd.
“Zeg eens, hoe is het weer buiten? Is het geen mooie dag voor een wandeling? Wat zeg je ervan? Jij, ik, wij een parkje en de wereld is van ons.”
Bruster Lumen negeert het en duwt een volle lepel met eten naar de mond van Iben. Even twijfelt co en houdt cor mond dicht. Dan bedenkt co corzelf dat Lumen weg zal lopen met het eten en dat het weer een lange tijd zal duren voordat er iemand komt met nieuw voedsel. Iben opent cor mond en laat de lepel gewillig in cor mond steken. Kauwen is niet nodig, het glijdt vanzelf naar binnen. Een vriendelijke lach van bruster Lumen straalt hem tegemoet als het goed en wel is doorgeslikt.
“Hoe groot is de kans dat ik spoedig naar een blauwe kamer kan verhuizen? Deze is wit. Ik vind de blauwe fijner. Denk je dat ze ons kunnen horen hier?”
“Ik kom alleen om je te voeren.” De volgende hap wordt cor voorgehouden. “Hebe en Ihme zullen vandaag vast weer komen om te kijken hoe het met je gaat. Ik stel voor dat je je gedachtes bij elkaar raapt en iets zinnigs gaat zeggen. Anders wordt het een lange, eenzame tijd voor je. Snap je dat? Ze doen hun uiterste best om je te helpen.” Enkele lepels brij worden weggewerkt, terwijl Iben nadenkt.
“De gedachtes die ik heb lijken niet van mij, bruster. Wie ben ik?” Cor ogen dwalen alle kanten uit en co zoekt cor hersens af op zoek naar een stukje houvast. “Ben ik hier al eerder geweest? Ik herken je ergens van. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het me allemaal vaag bekend voorkomt.”
Bruster Lumen kijkt wat verschrikt. “Daar gaan we het niet over hebben.” Het is geen toeval dat Hebe en Ihme op dat moment binnen komen stappen. Iben deinst achteruit bij het zien van de twee staatspsychologen. Een hand op de schouder van bruster Lumen maakt fein duidelijk dat het tijd is om te vertrekken. Als fei is opgestaan zetelt Ihme nyanzelf op de stoel en Hebe blijft ernaast staan.
“Hoe voel je je vandaag?” vraagt Hebe niet uit echte interesse, maar omdat het in de protocollen staat.
“Welke dag is het? Want op woensdag voel ik me meestal wel goed en ik lijk me goed te voelen, dus het zal wel woensdag zijn. Is het woensdag? Het is woensdag, hè? Ik zie het aan de lach op je gezicht. Op woensdag krijgen jullie altijd pudding als toetje. Volgens mij heb je er twee gehad, hè? Jij kleine dondersteen.”
Ihme staat al klaar met de pillen, maar wordt tegengehouden door Hebe die dit keer graag eerst wil proberen om door te dringen tot Iben. “Het is inderdaad woensdag. Fijn om te horen dat je je goed voelt. We zijn de blauwe kamer aan het klaarmaken voor je. Daarvoor is het wel nodig dat je weer enigszins helder van geest bent. Weet je wie wij zijn?”
Co weegt de mogelijke antwoorden af en denkt aan de kans om in de blauwe kamer terecht te komen. Het lijkt nu binnen handbereik. Tijd om te organiseren, Iben, denk! “Hebe en Ihme. Jullie zijn er om mij te helpen.” Als een hond die denkt een koekje te krijgen voor het mooie opzitten kijkt co naar Hebe. Het koekje is in dit geval een compliment.
“Heel goed. Weet je ook wie je zelf bent?” Hebe kijkt vanuit een ooghoek naar Ihme die nog steeds paraat staat met de pillen.
“Ik was Iben, maar ik ben Iben niet meer. Jullie komen me helpen met uitzoeken wie ik ben.” Een gepijnigde blik en als co kon had co stevig op cor slapen gewreven om de mentale pijn te verlichten.
“Je bent Iben niet meer, inderdaad. Dit lijkt een vooruitgang te zijn. Je bent het nooit geweest. We gaan je helpen om te worden wie je bent.” Even lijkt het goed te gaan, maar dan verliest co cor momentum.
“Als ik zelf mag kiezen, dan wil ik graag een kok zijn en smaakloze grijze prut fabriceren die lekker makkelijk de keel in glijdt. Dan open ik mijn eigen restaurant en krijg ik vast goede recensies. Jullie mogen uiteraard altijd gratis eten. Elke dag pudding als toetje. Hoe klinkt dat?” Hebe houdt Ihme niet meer tegen en nya zorgt er weer voor dat de pillen worden doorgeslikt.
—
In de droom ziet Iben corzelf met een mobiel in de hand voor een gebouw staan dat co herkent uit een ver en vergeten verleden. Naast co staat een onherkenbaar persoon, maar het lijkt iemand te zijn die co kent. Het gezicht is wazig en vervormt. Co wordt aangesproken met een andere naam.
“Gerry, wat is er aan de hand?”
“Ze komen eraan. We zullen verdwijnen, maar verspreid het nieuws. Zorg ervoor dat iedereen te weten krijgt wat wij weten.”
Het gebouw achter hen komt groot in beeld en het gezichtsloze individu naast Iben vertelt vluchtig over wat er gaande is, terwijl er zwarte Hummers op volle vaart en met gierende banden op hen af komen gereden.
“Het lijkt op een kantoor, maar in de kelder zitten de mensen die op mensen jagen. Zij weten dondersgoed wat er aan de hand is, hoe het allemaal in elkaar steekt en moeten er zorg voor dragen dat jij en ik dat niet weten.”
De mobiele telefoon wordt uit de hand geslagen en landt op de grond. In beeld is vaag te zien hoe de twee hardhandig worden beetgepakt. Iben hoort achter co de stem van cor partner naar com roepen.
“Laat ze niet tot je doordringen, Gerry. Houd vol. Houd moed. Houd stand!”
Een hand op cor achterhoofd begeleidt com de zwarte Hummer met geblindeerde ramen in. De handen in de boeien geslagen op cor rug. Als de auto met een noodgang wegrijdt schrikt Iben wakker.
“Het zijn maar dromen,” zegt een donkere stem die co herkent als die van Ihme. “Ze helpen je door het proces heen; om beter te verwerken wat we hier allemaal met je doen.”
“De blauwe kamer is gereed voor je. Wil je daar graag naartoe?” vraagt Hebe vriendelijker dan normaal. Iben ligt in cor eigen kwijl op de zachte grond met de armen op de rug nog steeds in dezelfde witte jas.
“Er komt iemand die jou graag wil spreken. Wij denken dat het je kan helpen om het verleden af te sluiten en je voor te bereiden op je nieuwe toekomst. Je toont vooruitgang. We zijn er nog niet, maar het begin is er.” Ihme heeft dit keer geen pillen in nyans hand en staat er ontspannen bij.
“Maar wil ik hen ook spreken?” pruttelt co slaapdronken.
Hebe zwijgt en tilt Iben overeind, maar co is geenszins wakker en wankelt op cor benen als een marionet met slappe touwtjes. Ihme houdt com stabiel en samen lopen ze de open deur door. Het felle ganglicht doet pijn aan de ogen van Iben die het zachte licht in cor kamer gewend was. Met half dichtgeknepen ogen en papperige benen wordt co naar een andere kamer gebracht die meer weg heeft van één die je in het ziekenhuis ziet. Het is inderdaad een blauwe kamer.






Leave a reply to Hoofdstuk 3: De Blauwe Kamer – Unsigned Books Cancel reply