Gender Deel 7
In de tijd dat co bij de staatspsychologen onder handen wordt genomen heeft co al een aardige baard kunnen laten groeien. Cor haar is lang geworden, maar ziet er verzorgd uit ondanks dat het waarschijnlijk al weken niet geknipt is. Het wordt gewassen en geborsteld. De ziekenhuiskleding heeft plaatsgemaakt voor een loszittende joggingbroek en een effen wit T-shirt met een ronde hals. Co had liever een V-hals gehad, maar je kunt niet alles hebben. Het is hoe dan ook beter dan een flinterdun, mintgroen japonnetje met een open achterkant.
Alhoewel co nog steeds vertoeft in dezelfde kale ruimte met de lichtgevende klok, mag co af en toe even luchten in de afgesloten tuin van de staatsinrichting. Er is een keur aan planten en bloemen te zien en te ruiken. Een vijvertje met enkele vissen erin en een zielig fonteintje dat water als een pisstraaltje omhoog spuwt met het enthousiasme van een leerling die hun boekenlijst onder ogen krijgt met allemaal enorme pillen erop.
Co zit op een houten bankje naar dit troosteloze waterschouwspel te staren als er een onbekende naast com komt zitten. 0 ziet er niet uit als een dokter, bruster of staatspsycholoog. Samen staren ze voor hun uit. Totdat 0 de stilte doorbreekt.
“Vissen zijn altijd de laatste die het water ontdekken.”
“Aha, zitten deze daarom gevangen in een vijver van de staatsinrichting?”
“Voor hen is er geen hoop om hier ooit uit te komen, maar voor ons …”
“Ja, wij hebben de tuin reeds bereikt. Dat wil wat zeggen. Voor je het weet liggen we op een gele kamer kwijlend te staren naar indoctrinerende programma’s, maar wel met eindelijk weer eens een normale maaltijd op het kastje en misschien wel een bakje met pudding.”
“Je lijkt er verstand van te hebben. Kom je hier vaker?”
Co kijkt naar opzij en neemt de persoon naast com in corzelf op. Een nietszeggend uiterlijk. Geen opvallende kenmerken en niets dat weg zou kunnen geven wat 0 hier doet. “Ik denk het wel. Het is lastig te zeggen. En jij?”
“Dit zou zomaar mijn eerste keer kunnen zijn. Alhoewel het me allemaal wel vaag bekend voorkomt. Ik kan hier al eens eerder zijn geweest. Wie zal het zeggen?” 0 kijkt naar de bossen alsof 0 iets zag bewegen. “Was dat een poes?”
Zonder te kijken geeft co antwoord: “Je vergist je. Het is sowieso een katachtige. Er zijn geen poezen meer. We hebben geen koeien en stieren meer, geen reutjes en teven of bokken en sikken. Alles is genderneutraal en alle huisdieren zijn verbannen. Het zal wel een verzinsel van je verbeelding zijn geweest. Enig idee hoe lang je hier al zit?”
0 Kijkt naar de baard van cors en de lange haren die langs cor gezicht hangen als troosteloze gordijnen. “Ik zou zeggen dat het zo’n drie maanden is. Geef het er nog één, hooguit twee, en dan zijn we weer vrij.”
“Waar zijn mijn manieren gebleven. Ik ben …” Co stopt cor zin abrupt en denkt hard na.
“Aangenaam, ik ben Cruz. Geen idee hoe lang al. De naam voelt nog wat onwennig.”
“Ik zal binnenkort vast wel weten wie ik ben. Hey, ik ben al in de tuin. Dat is al iets, toch?”
Hebe en Ihme komen rustig aangelopen. Dat betekent dat het tijd is om te gaan. Co staat op en kijkt over cor schouder naar het lege bankje dat co achterlaat. “Niemand komt eruit. Niemand. Ook jij niet. Wie je ook wordt.”
“Zie je ze vliegen?” vraagt Ihme bij het zien van de wat verwilderde blik in de ogen van cors.
Co schudt cor hoofd en lacht vriendelijk naar de twee bekende gezichten. “Neuh, ik had een goed gesprek met de vissen.”
“Dat zal ongetwijfeld enerverend zijn geweest”, zegt Hebe, “Dan mag je nu mee voor een echt goed gesprek; de dokter wacht op je.”
Door de bomen in de tuin heen kijkt co omhoog naar het hoge, betonnen gebouw met de uitstraling van een regenachtige begrafenis zonder bezoekers. Niks aan de buitenkant geeft weg wat er binnenin plaatsvindt. Boven de kantoren en beneden de inrichting. Het merendeel van de bevolking zal het nooit te weten komen. Het deel dat het wel weet kun je opdelen in twee groepen: zij die het gaan vergeten en zij die er niets over zeggen. Co hoort bij de eerste groep en Hebe en Ihme bij de tweede. Toch benijdt co hen niet.
Van de zon in de tuin die zo lekker warm aanvoelde op de huid naar het felle licht van de gangen. Op deze verdieping is er geen patiëntenkamer te vinden. Die zitten allemaal in de kelders waar de zon niet schijnt. Hoe hoger je komt, hoe dichter je bij je vrijheid bent. Alhoewel vrijheid misschien niet het juiste woord is. Betrekkelijke vrijheid op zijn hoogst.
De witte kamers zijn het diepst gelegen en de ergste plek om te zijn. Je begint altijd in de witte kamer. Geen besef van tijd en volledig gedesoriënteerd. Kwijlend en raaskallend word je wakker met een kater die geen goeie fles whiskey kan voortbrengen. Het merendeel van de tijd ben je gedrogeerd en weet je niet wat er gebeurt. Er wordt tegen je gesproken, maar je registreert het niet. Het wordt nooit fysiek; altijd psychisch. Ze werken op je onderbewustzijn en keren je binnenstebuiten zonder je daar zelf enige notie van hebt.
Een verdieping hoger heb je de blauwe kamers. Op dat moment weet je eigenlijk al niet meer zo goed wie je bent en waar je vandaan komt. Je weet van voren niet dat je van achter leeft en waanbeelden zijn niet te onderscheiden van de realiteit. Slapend. Dromend. Het merendeel van de tijd het gevoel hebben dat je net wakker bent geworden. Het gevoel in een schemerzone te vertoeven en nimmer volledig te kunnen ontwaken. Meestal weten ze één of twee mensen te vinden die misschien wel of misschien niet iets met je te maken hebben gehad. Willekeurig van de straat geplukt. Acteurs. Ze zeggen dat het is om je verleden af te sluiten en achter je te laten.
Dan mag je, als je maar vaak genoeg in je bed hebt geplast, af en toe de tuin bezoeken. Vanzelfsprekend houden ze je daar ook in de gaten. Niet dat je kan ontsnappen. Ontsnappen komt niet eens in je op. Psychologisch murw geslagen, dat ben je. Naamloos, identiteitsloos, gezichtloos. Je kunt de vrijheid ruiken, maar hebt niet de wens er gebruik van te maken. Als je je kunt gedragen in de tuin – en het lijkt ondenkbaar dat iemand dat niet zou kunnen – dan word je voorbereid op een nieuw leven. Een nieuwe jij. Zoals mensen hunzelf dat voornemen vlak voor het nieuwe jaar ingeluid wordt. Maar dan echt.
De dokters zitten slechts één verdieping lager dan de tuin. Een medische keuring om te zien of je lichamelijk fit genoeg bent om weer in de buitenwereld te kunnen functioneren. Co betreedt de spreekkamer onder begeleiding van Hebe en Ihme die gelijk weer naar buiten stappen en voor de deur wachten tot dat ze binnen klaar zijn met de onderzoeken. Als je één spreekkamer hebt gezien, dan heb je ze allemaal gezien.
“Een leuk plantje hier en daar zou niet misstaan, dokter. Leuk behangetje, paar decoratieve lampen en een warme vloerbedekking en het zou zomaar een leuke uitstraling kunnen hebben hier”, zegt co om corzelf heen kijkend en de ogen van de arts nog even vermijdend.
“Ik had al gehoord dat je een grappenmaker bent. We zijn hier niet om het gezellig en huiselijk te maken”, is de kille reactie van yors. “Uitkleden en plaatsnemen op de tafel daar.”
“Je laat er geen gras over groeien. Moeten we elkaar niet eerst even leren kennen? Ik zou mezelf best willen voorstellen, maar op het moment kan ik me even geen naam voor de geest halen die ik je zou kunnen geven. Wellicht heb jij er één voor me?” Ondertussen kleedt co corzelf uit terwijl co strak en uitdagend in de ogen van de dokter kijkt als een staarwedstrijd.
“Ik ben Nyo en die naam houd ik graag zelf. Je bent hier alleen voor een lichamelijk onderzoek. Als je fysiek in orde bent, neemt mijn collega een paar deuren verderop het over. Dan mag je gezellig gaan zitten kletsen tot je tong ervan af valt.” Yo is de eerste die yor blik afwendt en dat voelt als een overwinning voor com die nu volledig naakt op een zwarte tafel zit te wachten op wat er komen gaat en kijkt wat bedrukt als Nyo een latex handschoen aantrekt en vraagt of co even op de buik wil gaan liggen.
Nog geen vijftien minuten later staat co alweer buiten met aan elke zijde een staatspsycholoog. Slechts enkele passen met geknepen billen verder wordt co de volgende kamer ingeleid. Een typisch persoon met een grijze baard, een leesbril en wenkbrauwen als wormen boven de diepe, donkere ogen zit achter een zwart bureau met daarop allerlei papieren en paperassen. Co wordt min of meer in de stoel geduwd door cor begeleiders.
“Bedankt, ik ga hier wel even zitten, omdat jullie het zo vriendelijk vragen.” Zonder reactie lopen Hebe en Ihme weer naar buiten.
“Goed jou weer te zien”, zegt sh3 rustig en overdreven gearticuleerd.
“Geen idee wie jij bent, maar insgelijks, denk ik”, zegt co met dezelfde traagheid en overdreven articulatie.
“Terwijl je daar zit op die stoel en de omgeving in je opneemt, kun je rustig in- en uitademen. Door de neus in. Door de mond weer uit. Precies zo.” De stem dringt diep door in de hersenen van cors en er lijkt een rust over com heen te komen. “Op het moment dat je volledig ontspannen bent, kun je je ogen dichtdoen en in een diepe slaap terecht komen. Stel jezelf voor dat je bovenaan een trap staat. Ik tel van tien terug naar één, terwijl je naar beneden loopt. Met elke trede kun je je meer en meer ontspannen en als je beneden bent, ben je volledig ontspannen en in een diepe slaap. Tien. Negen …”
Daarna wordt het stil.





Leave a comment